Woordanalogieën

De woordanalogieën kom je steeds vaker tegen bij het maken van een capaciteitentest. Een goede voorbereiding is zeker aan te raden als je binnenkort een test moet maken. We leggen je hier meer uit over wat woordanalogieën zijn, welke varianten er zijn, je krijgt tips om de test te maken en ook de mogelijkheid tot oefenen wordt je hier aangeboden.

Inhoudsopgave


Woordanalogie

Bij de capaciteitentest zijn de woordanalogieën een vast onderdeel. Maar voordat we daar verder op ingaan, is het goed om te weten dat de capaciteitentest bestaat uit meerdere testen. Het zijn verschillende intelligentietesten, daarmee worden de intellectuele vaardigheden van jou als kandidaat gemeten. Bij alle testen is een grote woordenschat erg waardevol. Alle testen bestaan uit diverse begrippen en wanneer je de betekenis niet kent, is het lastig om de test goed te maken. Hoe groter je woordenschat, des te beter jij de woordanalogieën test kunt maken. 

 

Varianten woordanalogie

De woordanalogie kent twee varianten:

Enkelvoudige analogieën

De enkelvoudige analogieën zijn de meest eenvoudige analogieën. Er staan hierbij drie begrippen weergegeven en jij moet er één invullen. Vaak begin je hiermee, je leert hierdoor namelijk hoe het werkt en kunt rustig kennismaken met de opgaven. Je probeert om eerst zelf achter het antwoord te komen en als je het niet weet dan kun je bij de antwoorden kijken.

Dubbele analogieën

Bij de dubbele analogieën moet jij twee begrippen invullen. Deze worden dan ook door de meeste mensen als wat moeilijker ervaren. Er staan twee begrippen weergegeven, maar er zijn er ook twee weggelaten. Hier gaat het er ook weer om dat jij de betekenis van de woorden kent om de opgaven goed op te kunnen lossen. Meestal heb jij te maken met meerkeuze antwoorden en als je het niet weet kun je dus eerst de antwoorden bekijken en dan beoordelen wat er volgens jou in de context past. Het is alleen beter als je de betekenis wel kent, dan kom je zelf tot het juiste antwoord. Bekijk of dat jouw oplossing tussen de antwoorden staat en je bent ervan verzekerd dat dit de juiste oplossing is. 

Woordanalogieën test maken

Binnenkort is het zover en dan moet jij de woordanalogieën test maken. Wat ga je doen om je optimaal voor te bereiden? Het is belangrijk om te weten dat de dubbele analogieën het meest voorkomen, deze kun je dan ook maar beter goed oefenen. Tijdens de test krijg je vaak te maken met 40-50 vragen en deze dien je dan binnen een bepaalde tijd op te lossen. Is de tijd om? Dan mag je geen vragen meer beantwoorden. Je moet dus onder tijdsdruk kunnen presteren en tegelijkertijd goede antwoorden geven. Je hebt wel het voordeel dat het allemaal meerkeuze antwoorden zijn, dit maakt het invullen van een antwoord vaak gemakkelijker.

Woordanalogieën oefenen

Woordanalogieën: Oefeningen + Antwoorden

1. Uit : In, Onderin :
A. Dichtbij
B. Voor
C. Bovenin
D. Daarna

2. Woede : Emotie, Kerst :
A. Baan
B. Maaltijd
C. Kleding
D. Feestdag

3. Jazz : Muziek, Geometrie :
A. Hobby
B. Vorm
C. Kleding
D. Wiskunde

4. Diepvries : Koud, Fornuis :
A. Heet
B. Dienen
C. Eten
D. Winkel

5. Moeder : Vrouw, Vader :
A. Boos
B. Man
C. Kind
D. Dun

6. Scene : Voorstelling, Hoofdstuk :
A. Boek
B. Liedje
C. Drama
D. Theater

7. Priester : Kerk, Verpleegkundige :
A. Circus
B. Appartement
C. Postkantoor
D. Ziekenhuis

8. Race : Wedstrijd, Feest :
A. Carrière
B. Vieren
C. Dansen
D. Gamen

9. Achthoek : Acht, Triangel :
A. Vier
B. Drie
C. Een
D. Negen

10. Sleutel : ontgrendelen, Weegschaal :
A. Bescherming
B. Antwoord
C. Wassen
D. Wegen

Antwoord

1. Antwoord C. Onderin is het tegenovergestelde van bovenin.
2. Antwoord D. Woede is een emotie als dat kerst feestdagen zijn.
3. Antwoord D. Jazz is een onderdeel van muziek als dat geometrie een onderdeel van wiskunde is.
4. Antwoord A. Diepvries is gemaakt om koud te maken als dat fornuis is gemaakt om te verhitten.
5. Antwoord B. Kenmerk van een moeder is dat ze een vrouw is, als dat een vader een man is.
6. Antwoord A. Scene is een deel van een voorstelling, als dat hoofdstuk een deel is van een boek.
7. Antwoord D. Priester werkt bij een kerk als dat een verpleegkundige werkt in een ziekenhuis.
8. Antwoord B. Een race is een manier van een wedstrijd houden als dat feestje een manier van vieren is.
9. Antwoord B. Een achthoek heeft acht hoeken, als dat een Triangel drie hoeken heeft.
10. Antwoord D. Een sleutel wordt gebruikt om te ontgrendelen, als dat een weegschaal wordt gebruikt om te wegen.

Tips woordanalogieën

Er zijn verschillende tips die je kunt toepassen tijdens het oefenen met de woordanalogieën. Lees ze op je gemak door, zodat jij ze in je op kunt nemen. Als je gaat oefenen kun je de tips direct proberen.

  • Vaak en regelmatig oefenen, zodat je om leert gaat met de tijdsdruk. Hierdoor bereid jij je goed voor op de echte test die komen gaat.
  • Woordenschat uitbreiden door veel te lezen en te praten met anderen. Het is beide erg leerzaam en zo kom je met nieuwe woorden en de betekenis in aanraking. Het is voor de test fijn om zoveel mogelijk woorden met de betekenis te kennen.
  • Betekenissen van woorden die je niet kent opzoeken. Dit is altijd een leerzaam aspect, maar zeker voordat je de test gaat maken. Hoe meer woorden je kent, hoe gemakkelijker het is voor jou om de test te maken. Je kunt een lijstje maken van moeilijke woorden en de betekenis en deze regelmatig doorlezen.
  • Makkelijk beginnen en dan moeilijker maken. Begin met de enkelvoudige variant en als je dat door hebt ga je door naar de dubbele analogieën.

Nog meer woordanalogieën oefenen

Wil je nog meer woordanalogieën oefenen? Doe dan de assessment training. Met de assessment training kun je tegen een vergoeding levenslang veel gebruikte onderdelen van een IQ test onbeperkt oefenen. Op die manier zorg je er voor dat je beter presteert op een assessment en je zult hoger scoren voor een IQ test en de andere onderdelen. Bekijk hieronder onze trainingspakketten.